Ik ben weer thuis.
Terugkijkend is het voorbij gevlogen. Terugkijkend is het onvoorstelbaar dat ik nog maar een week geleden hoog in het Himalya gebergte verkeerde.
Terugkijkend.
De laatste week, toen de productieperiode er eenmaal opzat, duurde erg lang. Oneindig lang. Hopeloos lang.
Ik wilde maar een ding.
Naar huis. Naar mijn dochtertje. Naar mijn vriendin. Terug.
Hoe moet ik de afgelopen speelfilm productieperiode in Ladakh nu duiden?
De eerste weken, met de reeds uitgebreid beschreven hoogteziekte-perikelen, waren vreselijk.
De periode daarna voelde ik me ondanks – of dankzij, zo sprak de calvinist – het toch harde en vele werken, heerlijk. Tijdloos. In productie. Niets meer en niets minder.
De laatste week was, zoals reeds gezegd, wederom vreselijk. Kwetsbaar. Pestbaar.
Al met al…
Gemiddeld genomen…
Alles bij elkaar…
De voors en tegens tegen elkaar afgewogen…
Weet niet.
Veel zal afhangen van de komende periode.
Of er een mooie film uitkomt.
Of deze zal bijdragen aan mijn naam en faam als scenarioschrijver.
Of ik het weer enigszins weet bij te leggen met producent/regisseur Sander Francken.
Of de ideeën die ik in Ladkah heb opgedaan, alleen of samen met anderen, zoals een filmworkshop en een documentaire over de Ladakhse filmcultuur, geconcretiseerd zullen worden.
Of mijn vele contacten met boeddhisten, Hindi, Christenen en atheïsten bestendigd zullen worden.
Of…
De tijd zal het leren.
Zoals ook de plastic verzamelaar van Jodhur al beweerde.
Had ie toch gelijk!