Door alle drukte en perikelen rondom de film productie vergeet ik soms gewoonweg om om me heen te kijken naar de in mijn westerse ogen vaak waanzinnige Indiase maatschappij. En ik vergeet al helemaal om erover te schrijven. (Gelukkig maar, zullen sommigen denken, anders zou het bombardement van webogs helemaal niet meer te harden zijn.)
We laten ons alsof we dat al jaren doen vervoeren door de totaal chaotische en nooit aflatende verkeersdrukte. Als we al locatie zoekend een of meer koeien op straat tegenkomen lopen we er gewoon omheen zonder er verder acht op te slaan. En als we aangesproken of aangeraakt worden door een van de vele in lompen geklede bedelmeisjes geven we soms wat roepies, maar kijken daar verder ook niet meer van op.
Toch zijn er momenten dat de onvoorstelbare verschillen tussen arm en rijk en de consequentie van het onofficieel nog steeds bestaande kastensysteem zich onvermijdelijk aan me opdringen. Soms leidt dat tot een moment van boosheid of onbegrip, soms tot totale verwarring, een enkel keer uitmondend in inzicht.
Zo’n laatste moment was er vandaag.
Deze zondagmiddag bezochten Sander, ik en een aantal Indiase productie- en assisent-productie-mannen een afvalplastic verzamelplaats aan de rand van Jodhpur.
Wat een smerige bende.
Overal lag het vuile plastic meters hoog opgestapeld en daartussen zaten oude gesluierde vrouwen met gebogen rug en smerige handen de rommel fles voor fles en dop voor dop op soort en kleur te sorteren. Zeven dagen per week, vertelde de trotse eigenaar die ons rondleidde. Meer dan twaalf uur per dag. En iedere dag weer nieuwe ladingen plastic.
Het stonk er zurig naar vuilnisbelt.
Toen de eigenaar alweer op weg was naar een andere afdeling om zijn plastic-pers te demonstreren bleven Sander en ik nog even staan om wat foto’s te maken en wat te filmen. Kennelijk omdat de baas uit zicht was, deden bijna alle vrouwen hun sluier af.
En toen bleken ze helemaal niet oud te zijn! Maar jong. En uitgesproken fris. En ze lachten blij naar ons en soms zelfs wat flirterig. Ze maakten eigenlijk een bijzonder gelukkige indruk. Zoiets van, we zijn nu eenmaal lid van de laagste klasse, die van de Dalits, dus dit is wat we doen en we doen het met overgave en plezier.
Tenminste, dat is wat ik dacht te zien. Onvoorstelbaar.
En op een of andere manier ben ik daar nu, allang weer terug op mijn schone en opgeruimde hotelkamer, nog steeds van onder de indruk.
Ik ga maar eens een koud Kingfisher biertje bestellen. En dan kijken of er nog bemoedigende emailtjes van vrienden uit Nederland zijn.