De naam Aldo van den Nieuwelaar (1944-2010) zegt de meeste mensen niets. Maar velen kennen wél de door hem ontworpen lampen en meubels, zoals de bekende TC6 lamp en natuurlijk de iconische ‘A’dammer’ kast. Deze slanke kast, geïnspireerd op het Amsterdamse parkeerpaaltje, met de geribbelde roldeur wordt gezien als een van de belangrijkste klassiekers van de ‘Dutch Design’ en is een van de best verkochte Nederlandse meubels ooit. Het succes van de A’dammer maakt hem rijk en beroemd maar is ook het begin van zijn dramatische ondergang. Aldo zag in de kleinste dingen het potentieel. Hij maakte van ‘niets’ ‘iets’, maar bleef uiteindelijk zelf met niets achter. Dertien jaar na zijn dood kijken zijn familie en vrienden met gemengde gevoelens naar de revival van de A’dammer.

Als Aldo van den Nieuwelaar in 1966 op 22-jarige leeftijd aankomt in Amsterdam weet hij dat dit de ommekeer in zijn leven is. Hij heeft geen geld, geen diploma’s en geen werk, maar in deze stad kan hij zichzelf zijn: een eigenwijze, recalcitrante, creatieve, vernieuwende en homosexuele ontwerper met een tomeloze energie. 

Aldo heeft zich in zijn Brabantse geboortedorp nooit echt thuis gevoeld. Hij wordt hier gezien als buitenbeentje omdat hij anders is dan zijn broers en zus. Aldo ziet de dingen inderdaad anders. En als dat wat hij ziet hem niet bevalt dan past hij het aan of maakt hij zelf een andere versie. Hij maakt bijvoorbeeld zijn eigen kleding van een paar oude lappen stof en hij kort de pootjes in van oma’s oude stoeltjes en verft ze knalgeel en rood. In de ouderwetse meubelzaak van zijn ouders is ook al geen plaats voor zijn vernieuwende ideeën die hij heeft opgedaan op de Kunstacademie. Op die ideeën zit volgens zijn moeder niemand te wachten. Als hij ook nog van school wordt gestuurd omdat hij een relatie heeft met een jongen is de maat vol. Het zou Aldo altijd blijven dwarszitten dat zijn moeder hem nooit heeft gesteund.

Aangekomen in Amsterdam trekt Aldo in bij zijn jeugdvriendin Marieke. Hij zoekt werk bij architect Edo Spiers en later bij zijn grote voorbeeld Benno Premsela. Deze bekende ontwerper heeft een groot netwerk en is een voorvechter van homo-emancipatie. Maar Aldo wil zijn eigen ontwerpen maken en sluit zich daarom aan bij een groep rebelse ontwerpers onder wie sieraadontwerpers Gijs Bakker en Emmy van Leersum en grafisch ontwerper Wim Crouwel. Hij maakt in artistieke kringen naam als ontwerper van super moderne lichtarmaturen, waaronder de bekende TC6 en de Outline lampen. Geïnspireerd door de minimal art, ontwikkelt Aldo een kenmerkende stijl waarbij hij zijn ontwerpen terugbrengt tot de essentie: geometrische vormen met minimaal materiaalgebruik. Alles wat overbodig is, laat hij weg.

Aldo’s grote internationale doorbraak beleeft hij met de A’dammer. De slanke kast is een verwijzing naar de vorm van het Amsterdamse parkeerpaaltje, maar je kunt de kast ook zien als een ode aan de stad waar hij zich kon ontwikkelen. Als hij in 1973 het eerste prototype maakt, weet hij dat het zijn ‘droom-ontwerp’ is. Er zit jaren denkwerk in. Het is de eerste kast zonder deurtjes, handvatten of pootjes, maar met een ingenieus rolluik. Na lang twijfelen besluit meubelfabrikant Pastoe ondanks de economische crisis de A’dammer in productie te nemen. Het wordt een doorslaand internationaal succes. Er worden meer dan 71 verschillende varianten van de A’dammer verkocht. Aldo bereikt hiermee in de jaren tachtig als eerste Nederlandse ontwerper de status van een internationale ster. Hij wint prijzen, musea kopen zijn werk aan en hij verdient een fortuin. 

Toch hoeft hij van zijn moeder nog steeds geen complimenten te verwachten. Voor haar blijft Aldo ‘gewoon Aldo, ons buitenbeentje’. Aldo reist samen met zijn Amerikaanse vriend David, en met hun goede vrienden pianist Youri Egorov en Jan Brouwer de wereld rond. Ze werken hard en genieten van hun successen. Aldo en David kopen een schitterende villa in Italië, geven daar grote feesten en ze zijn graag geziene gasten in de homo-kunstscene. Maar met Aldo’s professionele carrière gaat het steeds minder goed. 

Van meet af aan wil Aldo zijn ontwerpen goed beschermen. Hij houdt vast aan zijn eigen strenge regels en iedere aanpassing in het ontwerp moet door hem persoonlijk worden goedgekeurd. Die ‘alles of niets’ houding brengt hem vaak in conflict met fabrikanten en levert hem de bijnaam ‘millimeterneuker’ op. Als dan toch de eerste imitatieversies van zijn A’dammer op de markt verschijnen, is hij woest. Hij start de ene rechtszaak na de andere, eerst samen mét Pastoe, maar later ook tégen Pastoe. Ondanks de vele bemiddelingspogingen weigert Aldo een compromis te sluiten. Hij raakt steeds verder verstrikt in rechtszaken en persoonlijke conflicten. Het kost hem zijn vermogen en ook zijn relatie met David.

In 2006 komt Aldo alleen en berooid terug naar Amsterdam waar veel van zijn vrienden aan aids zijn overleden. Aldo blijft geloven in zijn ideeën en hij probeert nieuwe ontwerpen op de markt te brengen, maar niemand wil meer met hem in zee. De schulden stapelen zich op en uiteindelijk gebeurt dat waar hij zo bang voor was: hij raakt de zeggenschap over zijn ontwerpen en dus ook over de A’dammer kwijt. Op de dag dat de deurwaarder hem uit zijn woning komt zetten, maakt Aldo een einde aan zijn leven. Hij laat zijn vrienden en familie verbijsterd achter.

Op dit moment maken zijn ontwerpen een comeback in binnen- en buitenland. Met name de ‘Amsterdammer’ kasten en zijn serie lampen, staan weer volop in de belangstelling. Fabrikanten kunnen nu bovendien zonder de kritische blik van Aldo ‘sleutelen’ aan zijn ontwerpen. Dit tot ergernis van Aldo-puristen. Aldo van den Nieuwelaar zou een ‘A’dammer op pootjes’ toch nooit hebben goedgekeurd?

Producent: Joost Schrickx

Gerelateerde projecten